Zomers abstract: picturale lyriek in Waasmunster

Liefhebbers van zomertentoonstellingen in eigen land komen ook dit jaar weer ruimschoots aan hun trekken. Keuze te over: Kunstenfestival Watou, Ooidonk Art Festival, Beaufort aan de kust en de Biënnale van de Schilderkunst te Deurle, Deinze en Machelen-aan-de-Leie, om er slechts enkele te noemen. Minder grootschalig maar daarom niet minder interessant is de groepsexpo Zomers abstract in Kunstforum De Koolputten in Waasmunster. Curator Freddy Huylenbroeck bracht er een mooi uitgebalanceerd geheel samen van lyrisch-abstracte schilderijen van zes kunstenaars. Drie onder hen zijn inmiddels al overleden en maken deel uit van de twintigste-eeuwse kunstgeschiedenis: André Lanskoy, Eugène Leroy en Joseph Lacasse. Het werk van de andere drie is nog volop in ontwikkeling: Catharina Dhaen, Christine Roggeman en Matthieu Claus. Huylenbroeck ging met succes op zoek naar inhoudelijke, formele en coloristische verwantschappen tussen beide trio’s en laat hun werken onbelemmerd met elkaar in dialoog gaan. Het resultaat is een oogstrelende tentoonstelling die nogmaals bewijst dat oud en jong niet per definitie met elkaar hoeven te botsen.

Meccanobouwer met verf

Matthieu Claus, Blauwe maandag, olie op doek, 2024, 40 x 40 cm . © de kunstenaar

Waar begint en eindigt abstractie en waar begint en eindigt figuratie? De grenslijn is niet altijd zuiver te trekken. Wie lang genoeg kijkt naar een werk dat als abstract wordt voorgesteld, ontdekt er niet zelden aanzetten tot figuratie in. Anderzijds bevatten tal van figuratieve schilderijen partijen die als abstract kunnen worden aangeduid. Die schijnbaar paradoxale dualiteit is ook aanwezig in Zomers abstract. Soms zet de titel van een werk de toeschouwer op het juiste pad. Zo heet een van de tentoongestelde werken van Matthieu Claus (Kortrijk, 1977) Een vreemde eend in de bijt (2022). Als geoefend kijker heb je maar een fractie van tijd nodig om in het veelkleurige geheel van geometrische en amorfe of organische elementen waaruit de compositie bestaat de schematische vorm van een eend te herkennen. Hetzelfde geldt voor nagenoeg alle werken van Claus in de expo: ze hebben een beschrijvende titel die overeenkomt met wat er op het doek vaak moeiteloos te herkennen is, zonder dat dat veel afbreuk doet aan hun abstracte status.

Claus is trouwens net als Catharina Dhaen (Antwerpen, 1992) en Christine Roggeman (Sint-Niklaas, 1988) een naam om in het oog te houden. Zijn veelgelaagde composities houden het midden tussen geometrische en lyrische abstractie, maar hellen door hun vaak uitbundige en warme kleuren vooral over naar de gevoelvolle vorm van abstractie. Inspiratie put de kunstenaar onder meer uit bouwwerven, industriële sites met geritmeerde staalplaten die een repetitieve en structurerende impact op het doek uitoefenen, betonblokken met gietijzer en afgedankte materialen. Zoals een schrijver moet schrappen en herschrijven om tot een uitgepuurde taal te komen, zo schraapt Claus soms verflagen af om ze te herschilderen. Als een meccanobouwer met verf construeert en deconstrueert hij zijn doeken tot ze volmaakt in balans zijn en voegt er gaandeweg landschappelijke elementen aan toe. Zo nu en dan doen ze, wat de architecturale opbouw en de dieptewerking ervan betreft, denken aan het werk van Mil Ceulemans en Tina Gillen.

Eruptieve energie

Christine Roggeman, Alentejo Beast, pastel op papier, 73 x 55 cm. © de kunstenaar

Buitengewoon lyrisch en vurig zijn de werken in olieverf op doek en (olie)pastel op papier van Christine Roggeman. Vooral als je ze vanop enige afstand bekijkt, lijken de hevig contrasterende en harmoniërende kleuren en vormen van het papier te spatten. Onwillekeurig moet je erbij denken aan het werk van Van Gogh en van Joan Mitchell. Aan Van Gogh omwille van de explosieve kracht en beweeglijkheid die van Roggemans werk uitgaat, aan Joan Mitchell door de abstract-expressionistische verwantschap. Een van de frappante verschillen met de Amerikaanse is dat die meer openheid, ruimte en lucht toeliet in haar doeken, terwijl Roggemans ondergronden bijna helemaal bedekt zijn met wat op het eerste gezicht likkende vlammen of florale motieven lijken. Het werk van de Waaslandse, die beurtelings woont en werkt in België en Portugal, doet dan ook geconcentreerder aan. Elk werk van haar is één brok eruptieve energie die lavagewijs over het papier lijkt te stromen. Hoog tijd dat het werk van deze getalenteerde kunstenaar net als dat van Matthieu Claus vertegenwoordigd wordt door een galerie.

Instant composing

Catharina Dhaen, Ode II, acryl op doek, 2023, 30 x 25 cm. Courtesy Gallery Sofie Van de Velde en Catharina Dhaen

Wie wel al onderdak gevonden heeft bij een galerie – Gallery Sofie Van de Velde in Antwerpen –, en dat al in haar eerste masterjaar aan de academie, is Catharina Dhaen, de jongste loot aan de tak van deze expo. In het spoor van inmiddels overleden kunstenaars als Raoul De Keyser en Ilse D’Hollander is schilderkunst voor haar in de eerste plaats een zoektocht naar de mogelijkheden om iets uit te drukken met verf. Het is met andere woorden de schilderkunst zelf die centraal staat in haar werken in acryl en olie op paneel en doek. Dat haar picturale zoektocht gepaard gaat met veel twijfels en onzekerheid, merk je onder meer aan de overschilderde partijen die nog zichtbaar zijn onder de nieuw aangebrachte. Al zoekend en tastend baant de verf zich een weg over haar oppervlakken. Zelf noemt Dhaen het een kwestie van actie en reactie: ‘Ik doe een zet en de verf doet een zet terug, waarop ik dan weer moet reageren.’

Het is een proces dat veel gelijkenissen vertoont met dat van beoefenaars van freejazz en vrije, geïmproviseerde muziek, die, gespeend van partituren, beurtelings of samen op elkaar reageren, vaak intuïtief, maar toch met de nodige technische bagage. Je zou Dhaens schilderijen dan ook een vorm van ‘instant composing’ kunnen noemen. Ze creëert terwijl ze probeert. Nu eens zet ze twee stappen vooruit, dan weer ziet ze zich genoodzaakt één of drie stappen terug te zetten. Dat doet ze tot ze gevoelsmatig aanvoelt dat het werk voltooid is. Net als het werk van Matthieu Claus en Christine Roggeman vind je in Dhaens oeuvre – vaak in felle kleuren en in een speelse stijl – aanknopingspunten terug met de waarneembare werkelijkheid. De titels van haar werken alleen al wijzen daarop, zoals The First View of My Studio of Zo onbezorgd stil en vrij.

Kleurschakeringen

André Lanskoy, Zonder titel, olieverf op doek, 1949, 73 x 54 cm. Courtesy Stichting Musae

Tegenover de werken van Claus (12), Roggeman (14) en Dhaen (8) staan vijf werken van André Lanskoy (1), Eugène Leroy (2) en Joseph Lacasse (2). André Lanskoy (1902-1976) was een Russische schilder en graficus die in 1921 naar Frankrijk verkaste. Onder invloed van Matisse en Van Gogh schilderde hij aanvankelijk figuratief: portretten, landschappen en stillevens. Vanaf de jaren 1940 bekeerde hij zich tot de abstractie en werd hij geassocieerd met L’École de Paris, waar ook de eveneens in Rusland geboren en later naar Frankrijk geëmigreerde Serge Poliakoff en Nicolas de Staël deel van uitmaakten, en met het tachisme. Die laatste, lyrisch-abstracte stroming waarin het gestuele centraal stond, bood een krachtig antwoord op het Amerikaanse abstract-expressionisme van coryfeeën als Jackson Pollock, Willem de Kooning en Mark Rothko.

Rode draad in Lanskoys oeuvre was echter de speelse wisselwerking tussen vorm en coloriet in het werk van Paul Klee. Die invloed is goed zichtbaar in het veelkleurige en transparante, titelloze werk uit 1949 dat van hem in de groepsexpo te zien is. Het vertoont een mozaïekachtige structuur, wat wellicht geen toeval is, want in 1974 stelde Lanskoy mozaïeken tentoon in Caujours en ontwierp hij een monumentale mozaïek voor de faculteit voor natuurwetenschappen in Rennes. Het volgende citaat verduidelijkt zijn visie: ‘Ook al vertegenwoordigt elke penseelstreek voor zichzelf een getransformeerde werkelijkheid, het krijgt zijn ware betekenis in de context van de omringende kleurschakeringen.’ Kleurschakeringen: we vinden ze eveneens in overvloed terug in het werk van Claus, Roggeman en Dhaen.

Materieschilderkunst

Eugène Leroy, Zonder titel, olieverf op doek, ca. 1950-51, 46 x 54,5 cm. Courtesy Ap’art Gent

Eugène Leroy (1910-2000) was een Noord-Franse schilder die enerzijds begeesterd was door de pure abstractie van kunstenaars als Malevitsj en Mondriaan, en anderzijds door oude meesters als Rembrandt, Bellini en Giorgione. Ook het werk van Van Gogh droeg zijn belangstelling weg. Net als Lanskoy studeerde Leroy aan de Académie de la Grande Chaumière in Parijs, al hield hij het daar niet lang vol. Vanaf 1958 trok hij zich terug in het afgelegen dorp Wasquehal nabij Rijsel, waar hij voortaan zijn belangrijkste thema’s vond. Leroy hanteerde een erg expressieve schilderstijl waarin figuren en landschappen leken op te doemen vanuit een aardbruine, kleivormige substantie. Hij schuwde het pasteuze niet en bracht dikke lagen acryl- en olieverf aan op zijn doeken. Veel van zijn werken sluiten dan ook aan bij de in de tweede helft van de jaren 1950 populaire materieschilderkunst van boegbeelden als Jean Fautrier, Alberto Burri en Antoni Tàpies.

In Zomers abstract zijn twee van Leroys werken uit het begin van de jaren 1950 opgenomen: Paysage (vermoedelijk 1950-1951) en Petit rue (1952). In het eerste werk herkennen we een half abstract landschap met bomen op de voorgrond waarachter een weg zichtbaar is. In het tweede werk met veel meer moeite een dorp of stadje met huizen aan weerszijden van een straatje dat naar de horizon toeloopt waarboven een blauwe hemel te zien is. Beide werken gaan een interessante dialoog aan met het werk van Christine Roggeman en Catharina Dhaen.

Prisma’s van licht

De nestor van het zestal in Zomers abstract is Joseph Lacasse (1894-1975). De Belgische kunstenaar, geboren in Doornik, maakte zijn eerste abstracte tekeningen tussen 1909 en 1914. Daarmee was hij, ondanks zijn jeugdige leeftijd, een van de eerste abstracte kunstenaars en zijn tijd onbedoeld ver vooruit. In 1912 begon hij te studeren aan L’École des Beaux-Arts in Doornik, waar hij verschillende stijlen uitprobeerde, waaronder zijn eigen versie van het kubisme. Tijdens een bezoek aan Italië in 1921 experimenteerde hij met de lyrische en geometrische abstractie.

In 1925 vestigde hij zich in Parijs, waar hij vooral bekendheid genoot als schilder van religieuze taferelen in een realistische stijl en als beoefenaar van de expressionistische figuratie, met de klemtoon op licht en kleur. Zijn ontmoeting met het kunstenaarsechtpaar Robert en Sonia Delaunay omstreeks 1927-1928 maakte dat hij zich voortaan nog meer op kleur toespitste dan voordien al het geval was. Zijn belangrijkste streefdoel was nochtans de expressie van licht in materie en vorm. De manier waarop hij ermee omging is bijna spiritueel te noemen, wat niet vergezocht is als je weet dat hij zich rond 1925 tot het katholicisme bekeerde. Samenvattend kunnen we zeggen dat Lacasses intellect, persoonlijkheid, palet en stijl evenveel facetten vertoonden als de prisma’s van licht die hij schilderde.

Zomers abstract telt twee titelloze olieverfschilderijen op doek van Lacasse, respectievelijk uit 1934 en 1936. Het eerste stelt een grotendeels geometrisch-abstracte compositie voor in paarse, bruine, groene en oranjerode tinten. Een ruitvorm, centraal op het doek, is witachtig en straalt dan ook het meeste licht uit. Het tweede schilderij doet meer lyrisch-abstract aan, met een donkerblauwe achtergrond waarop verticaal georiënteerde, amorfe elementen te zien zijn in tal van kleuren, waarvan de meest felle eerder zuinig aangebracht zijn. Beide werken intrigeren. Hoog tijd dat een selectie uit de nalatenschap van de kunstenaar nog eens vanonder het stof wordt gehaald en tentoongesteld, bij voorkeur in eigen land. Maar doe, als voorproefje, toch maar eerst Zomers abstract aan.


De groepsexpo Zomers abstract loopt nog tot 18 augustus 2024. Geopend elke zondag van 11 tot 17 uur en alle andere dagen op afspraak. Klik hier voor meer info


Matthieu Claus, Tuingedicht, olieverf op doek, 2024, 100 x 70 cm. © de kunstenaar
Matthieu Claus, Poging tot definitie, olieverf op doek, 2024, 50 x 50 cm. © de kunstenaar

Share This Post On

2 Comments

  1. Wat een vlot lezende recensie! Knap geschreven, bedankt voor de mooie woorden over mijn werk.

    Post a Reply
    • Graag gedaan, Matthieu. Je werk verdient het om er lovend over te schrijven!

      Post a Reply

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op