Sommige kunstenaars worden ‘miskend’ genoemd. Ofwel is men verbaasd dat men het werk van hoge kwaliteit niet kent, ofwel vraagt men zich af waarom het oeuvre nog niet de belangstelling gekregen heeft dat het verdient. Het is een eigenaardig fenomeen in de kunstwereld dat ‘de miskenden’ een categorie uitmaken met onmiddellijk de connotatie van ‘ten onrechte’. Bij de miskenden behoren niet de kunstenaars die we beter vergeten. Er zit een vleugje verwondering aan verbonden, een onbegrip over het feit waarom dat niveau van kunstenaarschap niet gedragen wordt door een maatschappelijke erkenning. Daar waar ‘de erkenden’, de tegenovergestelde categorie, wel op een impliciete positieve waardering kunnen rekenen. Ook al begrijpen de kunstkenners soms niet waarom die erkenning er dan wel gekomen is. Dat zal wel deel uitmaken van de mechanismen van de kunstmarkt, die vele geheimen kent en tal van moeilijk te ontwarren factoren.
Schoolvoorbeeld in de geschiedenis is Johannes Vermeer (1632-1675) die in de 18de en de vroege 19deeeuw over het hoofd gezien werd, maar terug in de aandacht is gekomen. Dit door toedoen van de Franse kunstcriticus Théophile Thoré (1807-1869), die hem onder het pseudoniem William Bürger, in een artikel (1866) aanprees.
Het oeuvre van een kunstenaar moet het tweemaal maken. Eerst tijdens ‘t leven, als het gesternte goed zit. Een tweede maal na de dood, op voorwaarde dat nabestaanden of nieuwe ontdekkers er de nodige moeite voor doen. ‘Olie drijft boven’ is een vrome hoop van zij die aan de grond zitten. Hiervoor zijn processen van herbekijken nodig. Dat kan gebeuren door belangstellende individuen, of omdat de ‘tijd’ anders kijkt en die zou er dan rijp voor zijn.
Het belang van nabestaanden wordt duidelijk wanneer men het succes van
Marcel Broodthaers (1924-1976) bekijkt. Zonder zijn weduwe Maria Gilissen (°1938) zouden we vandaag anders kijken naar zijn mosselpotjes. Misschien zoals zijn toenmalige cameraman, Jean Harlez (°1924) die hem soms technisch hielp bij de realisatie van zijn plastisch werk. Marcel was buitengewoon onhandig, wat geen nadeel is voor een dichter. Toen Harlez daarvoor op termijn wou vergoed worden, stelde Marcel voor hem een mosselpot te schenken. Jean repliceerde dat hij die onnozelheid mocht houden. Naderhand heeft hij daar uiteraard levenslang spijt van gehad. Deze anekdote, die ik uit de mond van Roland Van den Berghe (°1943) vernam, toont hoe het kan verkeren.
Het is de bedoeling daaraan in The Art Couch een rubriek te besteden. We starten met Jos Verdegem.
Jos Verdegem (1897 – 1957) werd in deel XVIII (2007) van het Nationaal Biografisch Woordenboek van de KVAB opgenomen. De tekst is van de hand van de Verdegem-kenner, dr. Paul Huys, op rust gesteld Directeur Cultuur van de Provincie Oost-Vlaanderen. Men krijgt een goed inzicht in het leven van deze merkwaardige, maar tevens miskende schilder, tekenaar, etser. Zijn besluitzin stemt tot nadenken:
“ Jos Verdegem was uiteindelijk een van de boeiendste figuren uit het kunstleven van Gent in het tweede kwart van de twintigste eeuw. … Hij was in zijn tijd zonder enige twijfel een eersterangsfiguur geweest. Maar hij was ook altijd een alleenstaande, geen navolger, geen meeloper. Hij ging zelfbewust zijn eigen weg en zijn werken getuigen elke keer opnieuw van zijn sterke persoonlijkheid, zijn eigenzinnige artistieke visie en een originele herkenbare stijl. Hij voelde zich superieur aan zijn schilderende collega’s en verheven boven het publiek. Dit werd hem wel kwalijk genomen en het is hemzelf zuur opgebroken.”
Een fragment uit een mail van Johan Tahon spreekt in dat verband ook boekdelen: “Ik moet bekennen, beste Willem, dat ik veelal met open mond naar het werk van Verdegem sta te kijken. Ik sprak er ooit over met Willy Van den Bussche: waarom is Verdegem zo miskent? ‘Hij had het karakter niet mee’ antwoordde Willy kort.”
Wie Jos Verdegem wil begrijpen en naar waarde schatten, moet hem situeren in een groter geheel, een internationale context, nl. deze van de terugkeer naar een realisme. En dit niet op te vatten als een conservatisme, artistiek, noch sociaal, maar als een fase in de actie – reactie dialectiek die één van de regels van de kunst is: abstract/figuratief; sober/exuberant; experimenteel/klassiek; esthetisch/sociaal geëngageerd enz.
De Vlaamse Expressionisten ontwikkelden hun stijl pas na WOI, als gevolg van contacten bij hun exodus. Als Verdegem op datzelfde moment zijn weg moet kiezen, opteert hij niet voor die expressieve lijn, die in de mode kwam. Zijn leeftijdgenoot Hubert Malfait springt wel op die kar. Verdegem sluit eerder aan bij het kritisch realisme van de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ (Dix en Gross).
Om zijn zoektocht te onderbouwen gaat hij 7 jaar in Parijs wonen (1922-1929). Parijs was in de jaren twintig een economisch bloeiende stad. Ze was toen ook de plaats waar het internationale kunstgebeuren hoogtij vierde. Mocht Verdegem in Parijs gebleven zijn, hij zou
deel uitgemaakt hebben van wat men ‘L’Ecole de Paris’ noemt, een naam voor buitenlandse schilders die in Parijs leefden. Deze Franse geest heeft hij niet voor zich gehouden, maar doorgespeeld aan zijn leerlingen van de Gentse Academie waar hij vanaf 1932 les gaf. De bekendsten zijn: D’havé, Carmen Dionyse en Vlerick. Raveel loofde vooral zijn ongewoon kritische geest.
Zelf had hij ook veel geleerd aan die Academie. In zijn curriculum vermelde hij Frits Van den Berghe niet, die weg wou hij precies vermijden. Wel Delvin en Minne, de invloed van die laatste mag men niet onderschatten. Delvin inspireerde enigszins vanuit de Romantiek tot de grootsheid van de voorgestelde werelden. Minne is een belangrijke Vlaamse vertegenwoordiger van het symbolisme.
Het symbolisme duikt tussen 1886 en 1900 in zowat alle creatieve gebieden op. In de schilderkunst is het een nauw aan de literatuur verbonden wijze om vorm te geven aan de innerlijke subjectieve wereld en aan de psychische gemoedstoestanden. De verbeelding is belangrijker dan de blik die primeerde bij het realisme, het naturalisme en het impressionisme. Er wordt een idee uitgedrukt via een symbolische weg, d.w.z. dat er gebruik gemaakt wordt van begrijpbare tekens die een subjectieve invulling krijgt. Het symbolisme was geen georganiseerde beweging, noch een eenduidig afgebakend esthetisch concept. De voorstellingwijze was wel een centraal begrip, verbonden aan de zintuiglijke gewaarwording, de sfeer waarin de dingen baden. Deze verleent betekenis aan de objecten. De subjectiviteit neemt niet weg dat er doorgaans en sociale dimensie aanwezig is.
Michel Draguet, die er een standaardwerk over uitgaf, beschrijft de opgeroepen sfeer als volgt: “De schemerlandschappen, neveleffecten, spiegeleffecten, het gevoel van verstarring, de tijdloosheid, het gevoel van verlies, het terugvloeien van de ‘al te hevig waargenomen indrukken’ zoals Verhaeren het stelde, de poreusheid van de schaduwen, de werking van de herinnering tussen genot en verdriet, dat alles getuigt van een gevoelige en dus kwetsbare blik.” .Jos Verdegem is uiteraard geen zuiver symbolist maar het lijkt me interessant hem een vanuit dit licht te bekijken. Daarenboven heb ik de schilderkunst, die in de laatste twee decennia opgang gemaakt heeft, een neo-symbolisme te noemen. Wat de uitspraak bevestigt van Jan Hoet in de catalogus van de retrospectieve die hij in 1977 maakte:
“… zodat reeds veel werken hierdoor opnieuw een zekere actualiteit hebben”.
Hij behoort tot de interessantste van de nog teveel miskenden uit generatie die rond 1900 geboren werd.
Jos Verdegem Bareel te Ledeberg | De Opschik | Knielende vrouw | Vrouw hand | Vrouw in rieten zetel
foto’s © CedricVerhelst
Vanaf 21 september kan je werk van Jos Verdegem zien samen met werk van zijn echtgenote Elsa Vervaene in Rookerk te Melle. Klik hier voor alle info!
‘Jos Verdegem in perspectief’ door Willem Elias
Hardcover, 192 pp, 140 ill, 210 x 260 mm, Nederlands, € 34 ISBN 978-94-6436-821-5 artha, art & heritage books
info@arthabooks.be www.arthabooks.be
- Uit het oog uit het h/art? Over de “miskende” kunstenaar Jos Verdegem - september 7, 2024