Kunstenaar in de kijker: Matthias De Wolf, beelden die in je hoofd blijven hangen

Mijn eerste confrontatie met het oeuvre van Matthias De Wolf, bij nader inzien een in 1973 in Brugge geboren kunstenaar, kwam er pas in 2019. Nadat ik op een van de Kunstenfestivals in het naburige Damme (Jan Moeyaert was er na zijn zomerse Watou-evenementen vaste curator geworden) in de zogenaamde (d’)Oede Schole het ondertussen geliefde startpunt had besnuffeld (een sfeervolle cafetaria, een stemmige ruimte vol boeken over beeldende kunst en poëzie en een voormalige, knap verbouwde gymzaal waar je al enkele werken kon monsteren), vervolgde ik mijn artistieke weg in het nabijgelegen voormalige klooster.

Locatie 2. Er werd — want ook dit is helaas voltooide tijd en Jan Moeyaert,   inmiddels moedeloos geworden en naar Frankrijk geëmigreerd — aldaar voorts in een kapel, op tal van kleine en identieke (gewezen rusthuis)kamers over twee verdiepingen verspreid, en op nog van tal van plaatsen, in vertrekken, kamers en op zolders tentoongesteld. Zelfs in muurkasten waren kunstenaars aan de slag geweest. De deuren stonden op een kier, zodat je een glimp van hun werk kon opvangen. Deze gewoonte had Jan Moeyaert wellicht aan zijn vele passages in het grensdorp Watou overgehouden. Dáár was hij genoodzaakt zolders, kelders en muffe, in de muur ingewerkte kasten als toonplek te gebruiken. Maar de trouwe bezoeker wist dat en apprecieerde het.

Baboon Attack

Ik stapte vervolgens door een respectabele gotische toegangspoort waar ik me meteen in het voorgeborchte van een artistieke uitspatting bevond. Een curator weet dat hij van meet af aan hoort te ‘scoren’, het hart van de bezoeker moet veroveren. Wel, hiervoor had Moeyaert een beroep gedaan op twee kunstenaars. Van de ene (de Amerikaan Christopher Meerdo) stond alleen een merkwaardig gebogen stel schermen hectisch bewegende beelden de ruimte in te spuwen. Een frenetiek van kleur veranderend lichtspektakel. De in hun beweging gestolde en uit klei vervaardigde grote beelden die voorts de grote ruimte vulden, werden in deze onheilspellende glitter betrokken. De levensgrote protagonisten bleken van de hand van ene Matthias De Wolf, een rijpe veertiger uit het naburige Sijsele (waaronder Damme ressorteert). Een knappe zet van de curator, want ik was aangenaam verrast en kende De Wolf niet eens. Had nooit eerder werk van hem gezien.

De ruimte baadde in een bijzondere sfeer en ik herinner me de op muren ‘getagde’ titels als Where am I? en Baboon Attack en vervolgens een cijfer en een jaartal. Denk ik. Die letters op de achtergrond van de werken zijn mij ondertussen, net als het oeuvre van De Wolf, veel meer vertrouwd. Als een soort handelsmerk ook wel van de kunstenaar.

Baboon attack… De Wolf valt als het ware de klei aan. Het woord ‘baboon’ bracht me bij drie bavianen. De blijkbaar behoorlijk uitgehongerde dieren hadden in het midden van de ruimte winkelkarren omvergegooid en leeggeroofd. Wat verder een uit klei vervaardigd beeld (ook levensgroot) van een vrouw met een zwarte pruik op. Ze zat in een zetel. In een wat vreemde houding. Geen van de beelden van De Wolf was puntgaaf, maar het was duidelijk dat dit net het opzet van de kunstenaar moet zijn geweest. De expressie en de bevreemding waren ongemeen sterk! Het was me een raadsel wat hij met deze installatie wilde duiden (in elk geval geen beeld scheppen van een vredige of ingedommelde wereld), maar hij was er in geslaagd om een bijzondere sfeer te creëren en de beelden waren stuk voor stuk getuigen van het feit dat hij wist wat boetseren was. Een ongeduldige klasbak? Voorts was er het sterke vermoeden dat dit allemaal ter plaatse en behoorlijk snel was gerealiseerd. Het geheel getuigde van kracht en vakmanschap en ademde een soort decadentie uit. “Het is spelen met ruimte, licht, tijd en plaats” vertelde hij me onlangs. “Ik heb een drie à vier dagen nodig om de locatie op me te laten inwerken. Pas dan ga ik aan de slag. Ik breng mijn ‘armatuur’ mee, en die mag desnoods deel blijven uitmaken van de beelden die ik creëer. Mij stoort dat niet. Zelfs eigen meubelen, die ik nadien in het atelier opnieuw voor mezelf kan gebruiken.”

Ik herinner me nog dat de opening naar de volgende tentoonstellingsruimte bijna helemaal gevuld was door het iconische, monumentale werk van de betreurde Hugo Debaere: Grote Borst.

Drie jaar later stel ik vast dat De Wolf, samen met nogal wat kunstenaars, tentoonstelt in wat De Tank wordt genoemd: een niet eens zo oud, maar blijkbaar overbodig geworden gebouw in hartje Brugge. Een relatief jonge architecturale miskleun, gelukkig bijna volkomen aan het zicht onttrokken door grote bomen. Over enige tijd gaat de banale architectuur helemaal tegen de grond en zo lang kunnen jonge kunstenaars en artiesten die thuis niet over een atelier beschikken daar aan de slag. Dáár creëert Matthias De Wolf, dus. Op dit moment. Ik kwam er de voorbije jaren een paar keer, tijdens TANK-opendeurdagen.

Matthias De Wolf, Baboon Attack 06 (2029) | Where am I’ 04 (2019)

De basiscreatie wordt steevast vernietigd

In het atelier trekt een grote in klei geboetseerde vogel alle aandacht naar zich toe. Typisch De Wolf: snel, maar knap gecreëerd. Tegen de wanden hangen metalen plaatjes met een ‘draagvlak’ waarop blijkbaar telkens een kleine (witte) versie staat van wat aanvankelijk levensgroot geboetseerd was geworden en ondertussen vernietigd. Ik zie een surfer die onmiskenbaar op Koning Leopold II lijkt, een nieuwe Prometheus (een echt in zijn beweging gestolde figuur), een volmaakt wit en keurig gekleed mannetje met een even maagdelijk witte bloemenkrans (het beeld staat voor iemand die op begrafenissen de plechtigheid in goede banen moet leiden!), een vrouw in haar witte bruidsjurk (bloemen in de hand), een andere die op een dramatische manier tegen een wasbekken aanleunt, een vrouw op het toilet, een wasmachine waarop een paradijsvogel zijn weg zoekt, een ruige gitarist… En steevast lees je van het opstaand gedeelte de met de hand geschreven titel, een cijfer, een jaartal.

Matthias praat honderduit over zijn manier van werken, hoe hij zijn eigen bureaustoel, fauteuil en meubels gebruikt wanneer hij met klei iets in scène zet en hoe hij dan van dat grote unieke werk dat finaal naar de filistijnen gaat een kleiner werk maakt in een bepaalde oplage.

Hij heeft het over multiple prints in resin (hars), genummerd en getekend, over alucasts in reeksen, over een videoreeks, over wat hij zijn ‘immaterieel’ werk noemt, hoe hij de objecten scant en hoe zodoende de scènes een tweede leven krijgen als print.

Eerlijk? Deze techneut begrijpt er weinig van. Thuis zal ik op het net surfen, zoals dat heet, en maak ik een nieuwe afspraak, bij Matthias thuis dit keer. Ik leer dat hij in 1999 laureaat beeldhouwkunst was aan de Sint-Lukasgalerie Brussel en dat hij in 2012 pas zijn eerste tentoonstelling heeft gehouden. Hij liet er werken zien die gemaakt waren tussen 2000 en 2012.

Hoewel hij een jonge uitstraling heeft en bruist van de vitaliteit, vind ik het toch wat vreemd dat hij in de nabij gelegen Brugse stede zijn werkstek heeft tussen in hoofdzaak beginnende en dus vooral ook heel jonge kunstenaars. Hij verklaart.

Beeldenmaker

Matthias wilde blijkbaar niet meteen aan de slag als kunstenaar. Hij maakte aanvankelijk en gedurende heel wat jaren prototypes voor diverse internationale klanten en kunstenaars. Beeldschone mensen en puntgave poppen onder meer. Maar er was een gezin en er was brood op de plank. Steeds vaker echter is hij eigen beeldengroepen en werken beginnen maken. Met al die ervaring (tal van media en processen had hij uitgevogeld en nog steeds is hij zoekende) wilde hij finaal zijn eigen ei kwijt. Ondertussen heeft hij deelgenomen aan een redelijk aantal tentoonstellingen zowat overal in het land. En nu combineert hij het kunstenaarschap met het lesgeven aan de Kunstacademie aan Zee.

Ik vraag het hem op de man af: Waarom niet een tikkeltje gaver afwerken, die beelden van je? En ze vervolgens bakken? Je zit er op een zucht van. Of er grote foto’s van maken. Dat bijzondere mannetje met die bloemen bijvoorbeeld. Het kleine werkje intrigeert me al mateloos. Niet in het minst om zijn onverwachte wittigheid en de vergelijking met het ‘moederbeeld’.

foto’s: Matthias De Wolf

Zachte guerrilla

Matthias De Wolf: “Pure schoonheid die alleen maar behaagt interesseert me niet. Ik blijf me afvragen wat je met hedendaagse kunst kan vertellen. Waarom zou iets dat minder gaaf is geen aanleiding kunnen zijn tot reflectie? En waar sta ik vandaag met wat ik creëer? Where am I?” Hij bevestigt mijn vermoeden dat zijn werk een zekere vorm van zachte guerrilla uitstraalt. Tegen overconsumptie, tegen wat allemaal moét in dit leven… Daarom komt die baviaan zo goed van pas. Die heeft, een beetje als De Wolf zelf, aan tal van zaken lak. Hij is gehaast en hongerig. Matthias troont me nog mee naar een ruimte in huis waar twee soorten computers naast elkaar staan en laat me zien hoe beelden tot stand komen. Technisch staat hij op een zucht van waar hij echt wil zijn. Even geduld, nog.

Matthias vangt a.h.w. momenten in klei. Ze tonen schoonheid en stoten tegelijk af. In geboetseerde figuren met pruiken en aangekleed, in een setting met dagdagelijks meubilair… Bevreemdend allemaal. À propos, het thema A monster/The modern Prometheus is gebaseerd op Mary Shelley, Frankensteins monster. “Ik zag parallellen met het verhaal van Prometheus. De dokter wordt gepest tot het zijn ondergang wordt.”

Het blijft me allemaal verbazen en boeien. Een kunstenaar met zo’n kracht en ambachtelijke mogelijkheden en behoorlijke fantasie moet een gegeerde gast zijn op tentoonstellingen zoals deze die ik in Damme heb gezien. Ik focus nog even op zijn eerste beeld dat hij op film heeft vastgelegd. Het zijn de Vlaamse ‘helden’ Breydel en De Coninck. Hun beeltenis troont hoog boven de Brugse Grote Markt. Het is een beeld dat ik eigenlijk al lang graag vervangen had gezien door een abstracte, monumentale hedendaagse creatie die de confrontatie met het middeleeuwse belfort aan zou gaan. Met zijn mobieltje op een erg lange stang had Matthias dat gefikst. Hij heeft het koppel vervolgens behoorlijk herkenbaar geboetseerd en laat ze aanvallen door een immense baviaan. Breydel en De Coninck als sokkel, dus. Op de tentoonstelling Misfigure (in De Poortersloge) zag je een groot rechthoekig scherm waarop het beeld continu om zijn as draait. Hoe dan ook, Matthias De Wolf maakt beelden die in je hoofd blijven hangen. Sinds kort heeft hij in Sijsele, naast zijn huis, een mini-galerie. Ze heet The Real Show


Dit artikel verscheen eerder reeds in TheArtCouch magazine #10, samen met meer dan 20 Belgische kunstenaars. Ontdek het hier, en bestel de nog ontbrekende nummers aan een uitzonderlijke prijs!


Author: Johan Debruyne

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op