Anne De Ghelder: “In al hun broosheid zijn mijn werken metaforen voor de fragiliteit en de veerkracht van het leven.”

Verwonderen, vertederen, fascineren met… papier!

Wie maakte het nooit mee: een ogenblik waarop je het een en ander, of meer, of alles, even niet of helemaal niet meer ziet zitten? Ik heb het niet in de eerste plaats over het ostentatieve verwerken van een frustratie voor een groot publiek zoals bijvoorbeeld tennissers wel eens doen door hun racket met bruut geweld naar de Filistijnen te helpen. De beelden die we kennen uit de media, de sportwereld en emo televisieprogramma’s zijn legio. Ik denk eerder aan  verborgen en opgekropt leed en verdriet, dat verwerkt wordt in de beslotenheid van een ons bekende omgeving. Ons huis. Een kamer. De auto. Wanneer ik alleen ben in de auto is die kooi-van-Faraday-op-wielen dé uitgelezen plek om mijn mentaal ventiel even te lossen. Als de autoradio aan staat hebben vooral smartlappen een nauwelijks te beheersen impact op mijn gemoed.

Ik hoed me er voor medelijden op te wekken, maar soms heb ik de indruk dat mijn tranen zijn opgedroogd. Een colère kan mij in die momenten niet helpen. Heb ik geleerd me altijd en overal min of meer te beheersen? Wellicht. Of is het mijn kast vol medicijnen die de overdruk wegneemt? Is het de focus op kunst, op schoonheid, op metier, op iets van die aard dat me omringt, op dingen die voor velen wellicht amper waarde hebben maar voor mij onbetaalbaar zijn? Erger is het nog niet geworden. Of ik daar een prijs voor betaal? Misschien: euforie is me immers onbekend. Een gemis? Ik zal een echte Weegschaal zijn.

ALS VERNIELEN IN SCHEPPEN OVERGAAT

Op zekere dag, zo’n kwarteeuw geleden, ging bij Anne De Ghelder (even) het licht uit. Ze heeft er me iets over verteld toen ik – bij haar op bezoek – peilde naar hoe ze begonnen was met het maken van al die fascinerende dingen in… papier. Ik zit in haar atelier/woonkamer en kijk me de ogen uit. Vooral de verscheidenheid, de monumentaliteit, de subtiliteit van grijzen en witten, het al even subtiele en spaarzame gebruik van kleur, de letters of fragmentjes tekst die je nog kunt meepikken en die je fantasie prikkelen, de links tussen vorm en inhoud, de referenties aan leven uit de natuur, en bovenal de herkenbare eigenheid frapperen.

Uit wanhoop vernietigen. Catharsis. Creëren. Deze volgorde. Ik zie haar zitten, alleen, op de grond, woedend, huilend, schreeuwend, terwijl ze alles wat zich rondom haar bevindt aan flarden scheurt. Als ik maar even om me heen kijk in de knappe loft die de scenografe momenteel nog naar haar hand aan het zetten is, dan neem ik aan dat het in hoofdzaak om boeken, kranten en tijdschriften moet zijn gegaan. Papier. Tekst. Taal. Zaken die voor haar zo belangrijk zijn. Maar op dat moment van wanhoop scheurt ze het allemaal verrot. En plots bedenkt ze zich, komt tot rust en denkt: als ik in plaats van alles te blijven vernietigen nu eens precies met deze dingen creatief aan de slag ging?

Zo moet het ongeveer begonnen zijn voor de Brugse kunstenares (66), dochter van een in de aloude stede gerenommeerd fotograaf (Leon De Ghelder-zaliger), die zich tijdens haar humaniorajaren in functionele grafiek had bekwaamd, zich een jaar in de kunst van het fotograferen had verdiept en aan het Gentse Sint-Lucas “Monumentale” had gevolgd. Van nogal wat creatieve markten thuis, dus.

Anne De Ghelder, Boomhut (l) Nautilius (r)

“BOOMHUT”

Ik zit aan een lange tafel en geniet van wat ik om me heen zie. Mijn koffie en koekjes laat ik koud worden. Links liggen. Als zoiets gebeurt is deze zoetekauw wel erg gefascineerd door wat hij ziet. “Boomhut”… Het is de naam van een bijzonder architecturaal getint duaal volume. Dertig bij twintig centimeter, schat ik (ben heel slecht in cijfers), maar zo frêle en tegelijk zo’n monumentale allure. Een geheel van houten stokjes schraagt twee cilinders waarvan de elementen tot een spits zijn gevouwen. De stokjes laten de twee elementen zweven en priemen als het ware door de daken. Een bijzondere, architecturaal aandoende, heerlijke aanwezigheid. Ook de ruimte tussen de gevouwen bladen papier die bouwelementen zijn is bijzonder en maakt het geheel uitzonderlijk.

Ik kan niet blijven zitten en ga de ruimte rond. “Bloemlezing3” heeft iets van een accordeon waarvan de harde zijkanten werden weggelaten, een over de grond kronkelend geheel met wat oranje accenten afgebiesd. Her en der is nog wat leesbaar. Ik zou het zingen.

“EncyclopediaBrittanica volume 1”: de volumes slingeren zich in de lucht als dartele verdiepingen van een gewaagde architecturale constructie. Ook hier weer dat monumentale karakter en het onuitputtelijke gamma tinten tussen wit en zwart.

Af en toe stel ik Anne een vraag, maar de titels helpen me op weg. “Het Doek Gaat Op”. Ze laat me een foto zien van de twee boeken met deze titel waarvan ze dit beeldend duet heeft gemaakt. Je kunt niet anders dan aan een theater denken. Maar zo’n theatergordijn-2-luik zag ik nooit eerder. Eigenzinnig. Er steekt bij nader toezien bovendien ook een vernuftig doch eenvoudig technisch systeem achter, zodat je eigenhandig de “golving” van de doeken mee vorm kan geven.

Ik kan uiteraard niet elk werk beschrijven, maar het langst blijf ik de ban van een creatie waarvan de idee briljant en eenvoudig tegelijk is : “Het verkoolde Alfabet”, een “beeld” geworden roman van mijn oud-leraar Nederlands Paul de Wispelaere. Een rechthoekige plexi box sacraliseert het broze en licht verminkte geheel. Het kaft is naar de achtergrond verwezen en aan de randen van de vele pagina’s die het boek dik is, zie je dat het geheel aan het vuur is ontsnapt. De geredde bundel bladen vol prachtige taal is met een zwart touwtje als een soort geschenk bij elkaar geknoopt en door een melkachtige achtergrond kun je nog de titel lezen en zie je de auteur. De hele rechterkant van de plexi box toont een relatief monotone en oeverloze rij bomen. Een klein bos wordt gesuggereerd. De Ghelder weet dat Paul de Wispelaere een man was die van de natuur hield, erin en ervan leefde, bomen, vogels en andere dieren kende en hun gedragingen feilloos beschreef.

In de werken van Anne De Ghelder moet onnoemlijk veel tijd en geduld kruipen. Ze creëert met pulp of met papier dat met engelengeduld is gevouwen. Voor dit laatste heeft ze ooit cursussen gevolgd. Terwijl ze even de andere uitkijkt, maak ik snel een foto van haar. Ook haar halssnoer is “homemade”.

Hoe ze tot die vormen komt? Hoe de dingen komen aangewaaid. Ik vraag het haar. De titel van een boek of bundel. Of de inhoud ervan zijn evenveel aanzetten om met oude boeken, vergeten bundels, kranten en tijdschriften, middels alle technieken die ze onder de knie heeft én haar levenswijsheid én belezenheid iets nieuws te creëren. Een nieuw leven te geven.

Anne De Ghelder, EncyclopediaBrittanica volume 1 (l), Het doek gaat op (r),
Het verkoolde alfabet (o)

MEDITATIE, TRANSFORMATIE, VEERKRACHT

Anne De Ghelder: “Papier is voor velen schijnbaar onbelangrijk materiaal, maar de kwetsbare schoonheid ervan, het fragiele, maar ook de eenvoud trekken me sterk aan. Het verleden van het papier, de lettertypes, de bedrukking, de verkleuring… Het kan allemaal inspiratie zijn voor een werk. Het is een proces van “ontbinden-ontrafelen” om terug op te bouwen, meditatief een stille, fragiele ruimte recreëren waar ik me goed voel. Ook het inhoudelijke van de teksten is voor mij een belangrijke trigger voor het uitbeelden van een bepaald gevoel. Met misfits, vergeten boeken en ongewild papier teruggaan naar een stille harmonie.”

Hoe therapeutisch is dit werk vandaag nog, vraag ik Anne, gezien het verhaal dat ze me aanvankelijk vertelde over hoe ze begonnen was met op deze manier, met dit materiaal te scheppen.

Anne De Ghelder: “Als chaotisch persoon brengt het me wel tot rust. Ik betrap er mezelf op dat ik mijn werk eigenlijk zie als een metafoor voor de fragiele schoonheid van het leven zelf, met alle verwondingen, scheuren en getaande kleuren. Mijn werk noem ik graag “anders lezen”. Mag ik besluiten met twee trefwoorden? Transformatie en veerkracht.”

Anne De Ghelder, Het doek gaat op (l), Bloemlezing (r)


Werk van Anne De Ghelder zal te zien zijn in de prachtige Stichting Jenny en Luc Peire, De Judestraat 8300 Knokke, en dit als onderdeel van een grote openluchttentoonstelling, een Knokke-Heistse triënnale waarbij private tuinen uitzonderlijk toegankelijk zijn: “TENTUINSTELLING”, het geesteskind van Luc Michils. Van 26 tot 29 mei en van 4 tot 6 juni 2002. Info: https://myknokke-heist.be.

foto: Johan Debruyne

Author: Johan Debruyne

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op