‘OH, I ME MINE’ een Unieke publicatie zelfportretten van W. Vynck

Kunstenaar… Je bent het. Je wordt het niet. En mocht het prototype van een kunstenaar (deze idee flitst wel eens door mijn hoofd) bestaan, denk ik dan aan iemand? Zeker. Ik zoek het (letterlijk) zelfs niet ver en blijf in de buurt van mijn aloude geboortestad. Brugge. Een paar stappen buiten een nog bestaande stadspoort. Vraag me echter niet waarom. Er is geen formule. Het is een aanvoelen. Een totaalbeeld dat nooit wijkt. Een mix van uniek zijn, het hebben van een onstuitbare creatiedrang, een flinke portie tegendraadsheid, eigenzinnigheid, lef (of je angst kunnen camoufleren), kunde…

Ik ken veel mensen. En onder die mensen heel wat kunstenaars. En daar komt dan steevast de genaamde Willy Vynck uit. Wie? Willy Vynck. W. Vynck, dus. Bekt beter. Oogt artistieker. Er zijn er uiteraard nog, maar altijd is W. Vynck mijn nummer 1. Wie is W. Vynck?  

Een in 1944 geboren Bruggeling, die ik al heel lang volg. Het lijkt of de jaren geen vat op hem hebben. De man werd apotheker en is kunstenaar. Apotheker kan je immers worden… W.V. heeft dus nooit van zijn artistieke veelzijdigheid hoeven te leven. Een niet onbelangrijk gegeven.

PARIJS

Deze stadsgenoot van mij verlaat net als ik graag de oude stede. Bij mij ligt de kiem van die continue verlokking in wat een haat-liefde-verhouding  wordt genoemd; bij hem gaat het erom dat hij niets wil missen. In Brugge heeft hij dat gevoel niet. Nooit. In Parijs (hij resideerde er in 2013 gedurende enkele maanden), waar hij maandelijks heen trekt bijvoorbeeld, is dat wel het geval. Dan heeft hij zijn camera bij zich. Maar het mag pakweg ook Oostende zijn. In Brugge niet.

BRANGWYN

En toch wil(de) hij ooit eens heel graag in het Brangwyn-museum exposeren. Ik weet niet of het museum nog bestaat, maar de gelijkvloerse verdieping, waar hij op doelt, heet nu “Salon Arents”. De dames en heren van Musea Brugge zijn op de hoogte, maar happen niet toe. Net zoals ze die andere Bruggeling, wijlen Ignace Bernolet (1953 – 2016) vergeten zijn bij het herinrichten van het Sint-Janshospitaal Museum. Het verlangen om op die locatie zijn werk te laten zien heeft voor Vynck niets met de stad Brugge te maken. Het museum, dat van Brangwyn dus, mocht ook elders hebben gestaan.

FOTO’S EN BRIEVEN

Willy Vynck is de man die duizenden zwart-witfoto’s heeft gemaakt en dat nog altijd doet. Gedurende vele jaren stuurde hij er een, vergezeld van een brief, naar vrienden, kennissen en verwanten. Met de post. Later werd hij digitaal bijgesprongen. Zijn bereik dijde danig uit. In Brussel heeft “Passa Porta” ooit ruimte gemaakt voor enkele exemplaren.

Ik denk nog wel eens aan een solotentoonstelling met zijn werk in Galerie ’t Leerhuys, een eerbiedwaardige, ondertussen ter ziele gegane Brugse galerie met meer dan lokale uitstraling. Ik herinner me vooral geometrisch abstracte constructies aan de muren, samengesteld uit en met verrassende, doorgaans goedkope materialen. Vynck maakte eenvoudige dingen met simpele materialen. Heel verrassend was dat.

Met de tentoonstelling “Simply”, enkele jaren geleden op het Adornes-domein (Brugge), liet hij alleen foto’s zien. Foto’s die enkel en alleen door Willy Vynck kunnen zijn genomen. Mensen en dingen voor wie of waar de doorsnee-fotograaf geen aandacht aan besteedt. Gewone mensen. De rug van een terrasstoel. De schoonheid van het dagdagelijkse.

“HET GEHEUGEN ALS GEBOUW”

Ook zijn taalgebruik is bijzonder. Zoals hij zinnen schrijft, doet niemand dat. Kort en met een ferme tikkel archaïsme. Vynck lijkt iets te willen zeggen. En toch weer niet. Je leest het en het voelt goed. Hij schrijft wat niemand anders schrijft. Gewoon. Je weet ook niet of de schrijver met je voeten speelt. Het lijkt licht en diepzinnig tegelijk. Moeilijk te bepalen. Diep in hem zit humor verscholen. Daar ben ik wel zeker van. Er zit ook iets absurds in wat hij maakt en schrijft. Ook wanneer je met hem praat krijg je wel eens dat gevoel. Twijfel lijkt hem vreemd, terwijl ik niet weet of dat zo is. Zijn blik spreekt vaak boekdelen. En kijk, bij zijn pas gebundelde (35) zelfportretten is zijn blik vaak niet te zien.

Uit zelfportretten van de voorbije 15 jaar heeft hij onlangs een selectie gemaakt. Ze zullen deel uitmaken van de Brugge Triënnale-tentoonstelling in de Zwerfruimte POORTERSLOGE (Kraanrei 19, 8000 Brugge) waarvoor zes kunstenaars geselecteerd zijn. En eindelijk zijn de foto’s in een stevige (witte) kaft gebundeld. “Oh, I me mine”. Zelfportretten. Ik ga ze hier niet  beschrijven. Ik citeer tot slot wat dichter Herman Leenders en auteur Eric Min  in het boek hebben neergepend.

“HET ZELFPORTRET ALS HET GEHEUGEN VAN EEN BESTAAN”

Eerst nog vroeg ik Willy Vynck wat de link is tussen een bundel zelfportretten en de naam van de tentoonstelling.

W. Vynck: “Ik dacht aan het zelfportret als geheugen van een bestaan. Om stellingen van de geest te bewaren. Of te tonen. Het zelfportret waarbij de geportretteerde zichzelf een houding aanmeet. Soms onherkenbaar of verborgen voor de kijker. Terwijl hij iets duidelijk maakt dat niet zomaar te zien is. Iets verbergt. Uit schaamte? Hij beheerst zijn voorstelling volledig zelf, niet gestuurd door een vreemde, een fotograaf. Het zelfportret als geheugen van een bestaan, het gebouw.”

Een flard uit de bijdrage van ERIC MIN : “Wat is het ‘zelf’ in deze beelden – het permanente in de verandering, de vaste grond in het drijfzand van wat we ‘persoonlijkheid’ noemen? Vyncks starre ogen die terugkijken lijken wel het enige vaste punt in deze portrettengalerij, die wortelt in de surrealistische traditie van het spel en de twijfel. De fotograaf zet zichzelf te kijk als beeldmateriaal – materie zelfs – en zoekt de grens op tussen identiteit en l’abolition du moi – denk aan de photomaton-reeks uit 1929 waarin de schilder Yves Tanguy gekke bekken trekt om het identiteitsprincipe op losse schroeven te zetten.

Ook Willy Vynck speelt het spel van verschijnen en verdwijnen. Hij acteert. Beeldt wanhoop uit. Doet alsof hij danst. Verdwijnt achter bewasemde brilglazen of onder zijn naam in grote letters. Verschanst zich: de camera is zijn schild. Maskers zijn het. En wie niet weg is, is gezien. De spiegel kijkt terug.”

HERMAN LEENDERS: “Willy Vynck neemt zijn persoon niet au sérieux en ook zijn zelfportretten geven blijk van zelfrelativering en humor. Fotogeniek zijn is niet zijn betrachting. Hij is niet bekommerd om zijn imago. In tegenstelling tot selfies dienen zijn foto’s niet om zichzelf te presenteren, evenmin zijn ze bedoeld om te flatteren. Het gaat hem enkel om de foto zelf, resultaat van een visuele zoektocht en een bijzondere blik.”


*In het kader van Brugge Triënnale 2024: “Het Geheugen als Gebouw”, Zwerfruimte Poortersloge, Kraanrei 18, 8000 Brugge, van 14.4 tot 11.8, dagelijks gratis toegankelijk van 13 tot 17 u.: Pierre Goetinck, Lisa Ijeoma, Joke Raes, Jasper Rigole, Ria Verhaeghe en Willy Vynck.


Courtesy Galerie S&H DE BUCK – Tentoonstelling Fotokabinet Galerie S&H DE BUCK n.a.v. voorstelling boek: Oh, I me mine van W.Vynck


Author: Johan Debruyne

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op