Een stille expressionist: ‘Erich Heckel in Vlaanderen’ in het Gentse MSK

Wat hebben de hoezen van de albums The Idiot (1977) van Iggy Pop en Heroes (1977) van David Bowie gemeen met de Duitse expressionistische schilder en grafisch kunstenaar Erich Heckel (1883-1970)? Kort gezegd: ze zijn beide schatplichtig aan Heckels schilderij Roquairol (1917, tempera op doek), dat de bevriende muzikanten samen voor het eerst zagen in een museum in Berlijn, in welke stad ze tijdelijk waren gehuisvest en waar ze, naast voornoemde albums, in hetzelfde jaar ook nog de elpees Lust for Life (Iggy Pop) en Low (David Bowie) opnamen en uitbrachten. Heckels Roquairol, dat een man toont met expressieve handen zoals we die wel eens zien op Egyptische hiëroglyfen – denk ook aan Walk Like an Egyptian van The Bangles –, inspireerde hen om een gelijkaardige pose aan te nemen voor de hoes van hun albums. In het Gentse Museum voor Schone Kunsten (MSK) kan je Roquairol – als je het woord uitspreekt, klinkt het bijna als ‘rock-’n -roll’! – nog tot 26 januari 2025 bekijken, samen met tal van andere werken die Heckel maakte toen hij tussen 1915 en 1918 in Vlaanderen verbleef.

David Bowie: Heroes, 1977 | Iggy Pop: The Idiot, 1977
midden: Erich Heckel, Roquairol, 1917 | Foto Patrick Auwelaert

Die Brücke

Eerst wat voorgeschiedenis om het belang van Heckel in perspectief te plaatsen. Omstreeks 1900 was Parijs het artistieke centrum van de wereld. Maar ook elders in Europa ontwikkelden zich in die tijd plaatsen waar nieuwe opvattingen over kunst ontstonden. In het Duitse Dresden bijvoorbeeld verzetten vier jonge architectuurstudenten zich tegen het vluchtige karakter van het impressionisme. Hun namen: Ernst Ludwig Kirchner, Fritz Bleyl, Karl Schmidt-Rottluff en Erich Heckel. Op 7 juli 1905 richtten ze de kunstenaarsgroep Die Brücke op. Samen met de leden van Der Blaue Reiter (ca. 1911 – ca. 1914), een andere Duitse groep gelijkgestemde kunstenaars waartoe onder anderen Wassily Kandinsky, Franz Marc en August Macke behoorden, vormden ze de kern van het Duitse expressionisme. Het kwartet wilde meer specifiek een brug (in het Duits ‘Brücke’) slaan tussen de traditionele Duitse kunst en het moderne expressionisme. In die laatste stijl probeert de kunstenaar door vorm en kleur het innerlijke gevoelsleven weer te geven in plaats van de objectieve werkelijkheid.

Maar daar bleef het niet bij. De leden van Die Brücke, waarbij zich gaandeweg nog meer kunstenaars aansloten, waren jong, idealistisch en geloofden dat ze door middel van de schilderkunst ook een betere wereld tot stand konden brengen. Daartoe droegen ze een brede sociale ideologie uit die niet alleen de kunst, maar het hele leven omvatte. Hoewel ze een manifest uitbrachten hielden ze er verder geen duidelijk artistiek programma op na. Toch heeft het werk van de leden visuele kenmerken gemeen, zoals eenvoudige lijnen, overdreven vormen en gedurfde, contrasterende kleuren, die alle garant stonden voor een uitgesproken vitalisme. Naast schilderijen – als schilder waren ze allen autodidacten – hechtten ze overigens ook veel belang aan houtgravures, die ze zagen als een uniek nationaal medium. Ze beoefenden de techniek onder invloed van etnische kunst en de houtgravures van Paul Gauguin en kwamen zo tot een vorm van primitieve Duitse kunst. Kirchner begon ermee, maar Heckel was ontegensprekelijk de beste graveur van de groep. Vooral zijn houtgravures in zwart-wit en in kleur behoorden tot het beste dat kunstenaars van Die Brücke realiseerden.

Stille expressionist

Binnen Die Brücke nam Erich Heckel een aparte positie in. Sommige critici zagen in hem de meest dichterlijke schilder van de groep, alsook de meest menselijke, de meest bedachtzame, de meest toegankelijke en de meest actieve. In zijn vroege werk is duidelijk de invloed van Paul Gauguin en Vincent van Gogh merkbaar. De hoekige vormen en felle kleuren verlenen zijn doeken een onrustig karakter, maar ze zijn minder agressief in gevoelsexpressie dan het werk van zijn kompanen. Zijn thema’s raken aan de onzekerheid en verlatenheid van de mens. Sommigen noemen hem wel eens de ‘stille expressionist’, omdat zijn werk in vergelijking met dat van de andere kunstenaars van Die Brücke stiller en introspectiever is.

Omstreeks 1910 veranderde Heckels vroege Brücke-stijl. De vloeiende lijnvoering, de afgeronde contouren en de enigszins decoratieve ritmische elementen maakten plaats voor een meer gereduceerde beeldtaal in de stijl van zijn houtgravures. Toen hij in 1911 verhuisde van Dresden naar Berlijn, werd zijn werk ook melancholischer. In 1913 viel Die Brücke uiteen, waardoor de gemeenschappelijke stijl verloren ging. Voor Heckel voelde de ontbinding van de groep aan als een bevrijding. Zijn expressieve vormentaal kreeg een persoonlijker, intimistischer en lyrischer karakter, terwijl de felle kleurencontrasten plaatsmaakten voor een evenwicht tussen verzadigde en doffe kleuren. In die laatste jaren vóór de Eerste Wereldoorlog stond Heckel op het toppunt van zijn kunnen en genoot hij een flinke reputatie in eigen land.

Erich Heckel, Die Mellingburger Alsterschleuse [De sluis op de Alster in Mellingburg], 1913, Brücke-Museum Berlijn | Foto Patrick Auwelaert
Erich Heckel, Mann mit verbundenem Kopf [Man met hoofdverband], 1914, Staatliche Kunsthalle Karlsruhe | Foto Patrick Auwelaert

‘Krankensammelstelle’

Toen op 28 juli 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, bood Heckel zich net als tal van andere Duitse kunstenaars en intellectuelen vrijwillig aan om naar het front te vertrekken. Tevergeefs: het Duitse leger beschikte al over voldoende jongere rekruten. De 31-jarige kunstenaar gaf daarop gehoor aan een oproep van het Rode Kruis en kreeg een theoretische en praktische verplegersopleiding. Vanaf midden januari 1915 kwam hij terecht in een Berlijnse ‘Sanitätseinheit’ onder leiding van Walter Kaesbach, een conservator van de Berlijnse Nationalgalerie. Ook de schilders Max Kaus, Anton Kerschbaumer, Otto Herbig en de dichter Ernst Morwitz maakten er deel van uit.

Op 7 maart 1915 kreeg de eenheid het bevel met een hospitaaltrein naar België te vertrekken. Onderweg zag Heckel het verwoeste Leuven aan zich voorbijtrekken. Van Gent-Sint-Pieters ging het naar Roeselare, waar hij werd opgewacht door vrijwilligers van het Rode Kruis. Het station was er ingericht als ‘Krankensammelstelle’, een verzamelpunt voor Duitse soldaten die gewond van het front werden afgevoerd. Naast verplegen hield Heckel er nog voldoende tijd over voor zijn schetsboeken, waarin hij op bijna journalistieke wijze verslag uitbracht van de actualiteit. Hij portretteerde soldaten, artsen, verplegers en burgers: verslagen gezichten met de sporen van traumatische ervaringen, jongens met shellshock, een vrouw met een lege blik aan een cafétafeltje. Kunstenaarsmateriaal was schaars in die jaren. Heckel en zijn vrienden behielpen zich met grof geweven linnen, verdunde tempera en sneden hun houtsneden uit houten beschotten. Daarnaast was Heckel ook in de gelegenheid om uitstappen te maken naar Brugge, Gent, de Leiestreek en de kust.

Van Oostende naar Gent

Na twee maanden dicht bij het front, toen de gevechten bij Ieper waren stilgevallen, werd het peloton van Kaesbach op 15 mei 1915 afgelost en overgeplaatst naar Oostende, waar in het station ook een verzamelplaats voor zieke en gewonde soldaten was ingericht. Sinds het begin van de bezetting was de Koningin der Badsteden uitgebouwd tot een bijna oninneembare oorlogshaven die door de geallieerden regelmatig werd gebombardeerd. Heckel leerde er Ensor kennen, bezocht zijn atelier en schilderde later twee portretten van hem. Na de oorlog bleven ze met elkaar corresponderen. Ensor, met zijn liefde voor licht en donker, heeft Heckel wellicht ook beïnvloed. Voor de humanistisch ingestelde Heckel stonden het licht en de zon symbool voor hoop.

Van maart 1916 tot begin augustus van hetzelfde jaar verbleef Heckel in Gent. In het Sint-Pietersstation was hij belast met de organisatie van de ‘Krankensammelstelle’. In de Arteveldestad maakte hij vooral litho’s en bezocht hij de ateliers van George Minne en Albert Baertsoen. Op mooie dagen wandelde hij ook wel eens naar Sint-Martens-Latem, waar hij de kunstenaars Albijn Van den Abeele en Albert Servaes ontmoette. Die laatste, een pro-Duitse sympathisant, wordt beschouwd als de eerste Belgische expressionist.

Interessant weetje over Heckel en Gent: in 1991 schonk architecte en kunstverzamelaarster Tony Simon-Wolfskehl enkele werken van Heckel aan het Museum voor Schone Kunsten, uit dankbaarheid omdat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog als Joodse veilig kon onderduiken in Gent. Eén van die geschonken werken stelt een expressionistische kijk op de Augustijnenrei in Brugge voor en vormt een van de hoogtepunten van de tentoonstelling.

Erich Heckel, Flandrische Ebene [Vlaamse vlakte], 1916, Museum Abteiberg Mönchengladbach | Foto Patrick Auwelaert

Vorm van classicisme

In mei 1917 was Heckel opnieuw gelegerd in het Oostendse station. Tijdens dat voorjaar kwam de stad steeds meer onder vuur te liggen van de geallieerden. Ondanks die voortdurende dreiging vormde ze een ideale locatie voor Heckels kunstenaarschap. Tot zijn beste werken uit die periode behoren ongetwijfeld de landschappen en zeegezichten. In Oostende vond Heckel de perfecte topografische combinatie van een open zee en een uitgestrekt hinterland, waarbij het land, de zee en de lucht op organische wijze in elkaar overgingen en door hetzelfde licht en dezelfde weersomstandigheden werden bepaald. Bijzonder is het doek ‘Noordzee’, met een woeste hemel in hoekige fragmenten, twee regenbogen en wilde golven, alsof er een zeeslag woedt. De ongedwongen sfeer van de Oostendse kunstenaarskolonie stelde Heckel voorts in staat om zijn verstilde vorm van expressionisme verder uit te werken.

Dat alles nam niet weg dat de oorlog sporen naliet in het werk van de kunstenaar. Zo zien we op een doek van de koninklijke gaanderijen in Oostende de inslag van een projectiel met zwarte stofwolken. In tegenstelling tot kunstenaars als Kirchner, Max Beckmann, George Grosz en Wilhelm Lehmbruck hield Heckel aan de oorlog nochtans geen noemenswaardig trauma over – als verpleger was hij geen strijder – en kon hij zijn artistieke werk probleemloos voortzetten.

Links: Erich Heckel, Bildnis EH [Portret van EH], 1917, Nalatenschap Erich Heckel Hemmenhofen
Rechts: Erich Heckel, Männerbildnis [Mansportret], 1919, Nalatenschap Erich Heckel Hemmenhofen
Erich Heckel, Gelbe Sonne [Gele zon], 1917, particuliere verzameling
Foto’s: Patrick Auwelaert

Melancholie

Toen de Eerste Wereldoorlog ten einde liep en de geallieerden vanuit Noord-Frankrijk oprukten, begonnen de Duitsers op 1 oktober 1918 aan de voorbereiding van hun vertrek uit Oostende. De aftocht verliep chaotisch. Heckel deed er ruim een maand over om via Gent, Lokeren en Antwerpen zijn thuisstad Berlijn te bereiken, waar hij aankwam op 20 november.

Tijdens de bijna vier jaren die hij in Vlaanderen doorbracht, maakte Heckel 75 schilderijen, honderden tekeningen en aquarellen en talrijke bladen met grafisch werk. Zijn krachtige houtgravures werden de maatstaf voor de expressionistische grafiek in Duitsland en ver daarbuiten. Nochtans werd zijn werk later door de nazi’s als ‘Entartet’ beschouwd. Zijn Vlaamse landschappen herinneren aan de beginperiode van Die Brücke, waarbij Heckel er met zijn vrienden Kirchner en Schmidt-Rottluff op uit trok om in de openlucht te schilderen.

Na de oorlog verdween de symboliek van heimwee, hoop en troost uit zijn werk om enerzijds plaats te maken voor onderwerpen waarin Heckel zijn gevoelsleven aan zijn lectuur aftoetste, en anderzijds voor herkenbare landschappen, stadsgezichten, bergen, fjorden en havens, en dat in een stijl die niet langer verwees naar de felle kleuren van zijn vroege werk. Het hoekige karakter van de gefragmenteerde landschappen maakte plaats voor glooiende velden, gewelfde waterpartijen en wollige wolkenluchten. Reflectie en een grotere aandacht voor het eigen gevoelsleven verdrongen het vitalisme van de beginjaren, terwijl de expressie van het moment moest wijken voor een voortdurende melancholie.

Erich Heckel, James Ensor, 1930, Museum Ludwig Keulen | Foto Patrick Auwelaert

Hoopgevend

De monografische tentoonstelling van Erich Heckel in het Gentse Museum voor Schone Kunsten is de eerste buiten Duitsland die de tekeningen, houtgravures, litho’s en schilderijen van de kunstenaar samenbrengt uit allerlei musea en collecties. Curator Lieven Van Den Abeele, tevens de auteur van de prachtige monografie Erich Heckel in Vlaanderen die de gelijknamige expo begeleidt, stippelde een parcours uit doorheen acht tentoonstellingszalen. Liefhebbers van het Duitse expressionisme in het algemeen of dat van Erich Heckel in het bijzonder komen dan ook uitgebreid aan hun trekken. Bijzonder aan de expo is dat ze een minder gekende, maar daarom niet minder boeiende periode belicht van een toonaangevende kunstenaar die bij ons te lang in de vergeethoek heeft doorgebracht. Een kunstenaar bovendien die zijn oorlogservaringen op uiterst persoonlijke wijze vorm wist te geven. Zijn typische Vlaamse landschappen zijn romantisch en expressief, spiritueel en tastbaar, nostalgisch en in deze tijden vooral hoopgevend.


De expo ‘Erich Heckel in Vlaanderen’ loopt nog tot 26 januari 2025 in het KMSK Gent. Klik hier voor alle info.


(Zaalzicht) | Foto Patrick Auwelaert

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op