Schoonheid die knaagt, knelt, verdooft en verleidt… ‘Melancholy’ (Poetry of the Mind) in Adornes, Brugge

Ik zit gauw – en dus vaak – met mijn kop in de wolken. Ik was en ben met regelmaat louter fysiek aanwezig. Dit laatste zei ooit eens een leerkracht van me. Ik droomde gemakkelijk weg. Het vensterraam en wat zich buiten de klas afspeelde moet al eens aantrekkelijker zijn geweest… Klooien deed ik niet zo vaak; ik “verdween” gewoon. En ik wentel me, zeker de laatste jaren, als eens in een soort weemoed. En wanneer de dingen des levens me écht teveel worden, dan versteen ik. Is dit dan “stoïcisme”? Mijn mentale vluchtheuvel. Het is zelfredzaamheid, denk ik. Velen vinden me een zeurkous; anderen laten zich mijn gezeur welgevallen. Weemoed. Een wondermooi woord. Mag ik er  “melancholie” voor inruilen? Ik heb ooit geleerd dat synoniemen niet echt bestaan…

Weemoed… Je bent de allerjongste en je komt uit een groot, warm nest. De jaren vorderen en dat nest geraakt leeg. Het verlies dikt aan. Zo ook de weemoed. Het nest is trouwens niet meer. Mensen, dieren, dingen… Wat dierbaar is ga je intenser koesteren. Of doe je dit beter niet? Dood ga je toch alleen? Altijd maar vragen. Gelukkig ook bijna altijd kunst. Maar zelden een antwoord.

Wat ziet de ander? Wat zegt de spiegel? Ik vraag het Yves Velter, beeldend kunstenaar. Wat of wie zag Spilliaert toen hij in de spiegel keek? Het is niet omdat ik veelvuldig klaag over mijn pijntjes her en der (ik ben nooit meer zonder, trouwens/”Ossan zeer” van Slabbynck & Vermandere is sinds kort mijn lijflied geworden) dat ik niet eens vrolijk kan doen. De clown kan uithangen. Ik heb voor de klas gestaan… Een roeping zou dit laatste moeten zijn. Socialiseren ben ik als een vak gaan beschouwen. Maar diep in de jongen van nu bijna 69, die bij manier van spreken zelfs met een hond-met-een-hoed-op een gesprek aanknoopt, huist ernst. Hij koos er niet (echt) voor. Hij is steevast met schoonheid en vergankelijkheid bezig. Erdoor begeesterd. Ontroerd. Maar vindt het best zo.

MOOIE EENZAAMHEID

Het gemijmer wijt ik dit keer aan het bezoeken van een tentoonstelling op de unieke, Brugse Adornes-site. Ze heet Melancholy. Engels, dus. Begrijpelijk. Al was het maar vanwege de vele toeristen die er langs komen. Als ik de door curator Joannes Késenne (filosoof en dr. Psychologie) geselecteerde werken bekijk, voel ik niet bepaald iets anders dan toen ik heel even voordien een tentoonstelling in Gallery Black Swan had bezocht. Daar was ik vooral geïntrigeerd door de mooie eenzaamheid die schuilt in de werken van Jenny Ymker. En kijk, op beide tentoonstellingen, amper twee Brugse straten van elkaar verwijderd, hangt werk van Yves Velter. Voorts opteerde Black Swan, post-corona indachtig, voor een dubbele titel: “L’enfer c’est les Autres” (Sartre) en “L’enfer c’est le Manque des Autres” (psychiater Dirk De Wachter). Het kind moet een naam hebben.

In de begeleidende scriptie (fraaie uitgave met scherp fotomateriaal) van de tentoonstelling “Melancholy”, die net zo goed “Poetry of the Mind” heet, heeft de curator het uiteraard over de term “melancholie”.

SCHEPPEN UIT LIJDEN

Laat me in dit verband eerst nog eens Gerrit Komrij citeren “Melancholie, dat besef van tijdelijkheid en ijle droom dat het leven juist zo draaglijk maakt.”

Késenne legt het concept uit, citeert en verwijst naar figuren als Sigmund Freud, Orhan Pamuk, W.G. Sebald en Flaubert. Hij gaat terug naar de oud-Griekse, medische betekenis van het woord, “melan cholos” (zwarte gal), en wat ik vooral onthoud is de ambivalentie van het begrip. Het is als het ware scheppen uit lijden. Nu ben ik het zeker: ik ben een melancholicus. Alleen ben ik niet zo gefocust op de nacht. Geef mij maar de vroege ochtend en de frisse avond (het blauwe uur).

Na al die woorden blijft uiteraard de vraag of deze tentoonstelling ook beeldend de honger stilt. Of schoonheid, lijden, weemoed en stilte ook diep in de gekozen werken zijn gekropen. Ongetwijfeld! De pijn, het verlangen, de stilte… ze zijn alom tegenwoordig.

GODDELIJKE LEEGTE

Neem nu het werk van Renato Nicolodi (°1980), die, zoals een aantal  kunstenaars het hem al hebben voorgedaan, de aartsmoeilijke opdracht, nl. een werk aanbrengen op de plaats waar normaliter het nu in restauratie zijnde praalgraf van Anselm Adornes en zijn vrouw Margaretha een vaste plaats heeft, heel knap heeft aangepakt. In de bedwelmende veelheid aan schoonheid van de kapel, heeft hij een sobere constructie geplaatst. Ze heet “Assenza Presente” (2022). Een puur wit soort mini-mausoleum of heiligdom. De soort maquette draagt zoveel monumentaliteit in zich dat je ze binnen zou willen stappen. Tegelijk houden een verzengende sereniteit en stilte je tegen. De leegte ook, die in de joods-christelijke traditie het goddelijke verbeeldt. De trappen waarlangs je als het ware binnen zou kunnen treden, kijken uit op het altaar dat refereert aan het lijden van Christus.

Verrassend is de reeks werken van Roeland Kotsch (°Leuven, 1953), een auteur, docent en beeldend kunstenaar die ik niet eens kende. De man schildert zijn “Fading Memories” op collages die bestaan uit fragmenten van eigen grafisch werk. Alle verwijzen ze naar de geboorte en de kruisafneming van Christus. Boven in de kapel twee minimalistische sculpturen/panelen van Dave Donné (°Hasselt, 1980). De kleine bewegingen waaruit de structuur op panelen is opgebouwd verwijzen naar het embleem van de familie Adornes. Dicht bij de crypte trekt een klein schilderij van Christina Mignolet (°Hasselt, 1963) de aandacht. “Petrified” (2020) stelt het gezicht van een rouwende vrouw voor. Ze verbergt haar gelaat achter een voile en ze houdt de ogen dicht. Het geheel baadt in een mysterieus indigoblauw.

Christina Mignolet, 2020, Petrified

DANCE ME TO THE END OF LOVE

Net zoals dat van Roeland Kotsch was ook Jos Verdegems werk mij onbekend. Van Verdegem (1897-1957) wordt een enkel werk (uit 1956) getoond: “Sorrow” heet het. Waterverf op papier en kleuren die aan het werk van C. Permeke doen denken. Op een ongemeen sterke manier zet Verdegem een vrouw neer. Een sterke vrouw, vermoed ik, en toch druipt de troosteloosheid van het werk af. Haar hoofd vindt steun in de palm van een van haar handen. Een van haar borsten is ontbloot. Het schitterende werk getuigt tegelijk van een niet te stelpen tristesse en van een grote sensualiteit.

Jos Verdegem, Sorrow, 1956

De schilderijen van Reniere&Depla hoeven geen betoog meer. Het gaat dit keer om 4 beklijvende werken die zich perfect in het thema inschrijven. “La nuit j’attends”, “Un monde sans échos”, ”A tender Night Memory” en “La nuit est notre mémoire”. Allemaal werken waarin het duister en/of de wolken een doorslaggevend rol spelen. De beelden verhullen, maar maken tegelijk nieuwsgierig.

Voorts twee (uit een privé-collectie) werken van grootmeester Léon Spilliaert: een “Vissersmeisje” (1910) met angst in haar ogen en “Vissersvrouwen” (1921). Dit laatste werk wist me minder te raken. Yves Velter (°Oostende, 1967) speelt  voorts een knap duet met stadsgenoot Spilliaert. In een van zijn (twee) werken, “Schuilhuid” (2007) herken je duidelijk het silhouet van de Oostendse meester van de nacht en de weemoed. In “The portent” staart een vrouw, zittend aan een tafel, zielloos voor zich uit. Aan de rand van de tafel liggen sleutels…

Schilder-filosoof Johan Clarysse (°1957) weet beter dan wie ook dat een beeld soms meer zegt dan duizend woorden. Zijn dansend koppel zegt mijns inzien geen gebenedijd woord en toch heet het werk “The big conversation”. Prachtig! De korte tekst omtrent zijn oeuvre begint met twee zinnen uit een lied van Leonard Cohen: “Dance me through the panic till I’m gathered safely in. Dance me to the end of love.” Mochten mijn voeten nog mee willen, Johan, ik volgde  je raad op en danste de droefenis van me af.

Johan Clarysse, The big conversation, 2021 (foto: Jan Darthet)

Finaal is er het monumentale doek “After the Frost”/(200 x 280cm”) van Peter Weidenbaum (°Antwerpen, 1968). De kunstenaar schilderde een vervallen serre waarin het groen toch zijn weg en dus het leven blijft vinden. Verderf en nieuw als het ware één. Het andere werk toont een man op de rug. “Die Vatersuche”: een bijzonder knappe zeefdruk. Ook hier word je bijna uitgenodigd om te verdwalen in het verre niets, voorbij de eenzame protagonist. Zoeken, tegen beter weten in…

Peter Weidenbaum 2021, After the frost (Nature morte)


“Melancholy/Poetry of the mind” op de Adornes-site, Peperstraat 3, loopt nog tot 3 september en is elke dag, behalve op zondag,  toegankelijk van 10 tot 17u.

Author: Johan Debruyne

Share This Post On

1 Comment

  1. Mooi artikel waar uitgebreid verteld wordt over wat we allemaal te zien zullen krijgen.
    boeiend!

    Post a Reply

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op