Éminence grise Hermine De Buck-De Groeve: “Je moet de verwondering durven toelaten”

Je kan je het nu nauwelijks nog voorstellen: als prille twintiger een kunstgalerie openen voor hedendaagse kunst in hartje Gent. Maar Hermine De Groeve deed het samen met haar man Siegfried De Buck, in de jaren zeventig. Het Vlaamse kunstlandschap was toen nog een woestenij. Het aantal galerieën voor hedendaagse kunst kon je op twee handen tellen, het aantal kunstenaars dat zich onder deze noemer durfde te outen, misschien net op vijf handen. In hedendaagse kunst bestond er destijds hoegenaamd weinig interesse.

Hermine was reeds samen met Siegfried, die toen al hedendaagse juwelen ontwierp. Met zijn unieke, handgemaakte stukken zou hij doorheen de jaren uitgroeien tot een ontwerper met internationale faam. “Mijn leven is innig verweven met dat van Sieg”, vertrouwt ze ons toe. Vijftig jaar later zijn ze nog even onlosmakelijk verbonden als in die prille beginjaren: “Mijn leven is ons leven.”

Het was uiteindelijk op aangeven van de binnenhuis-architect  Eddy Van der Noot ( Dangotte) dat ze gezamenlijk hun eerste galerie openden, aan de Kuiperskaai 2 in Gent.

The wild bunch

Gezien de beperkte interesse voor hedendaagse kunst in die tijd, genoot de galerie van Hermine juist extra aandacht binnen de kleine gemeenschap van hedendaagse kunstenaars en kunstliefhebbers. “We waren een jong koppel dat zijn nek uitstak, daarom waren we graag gezien.” Al snel werd de galerie een drukbezochte ontmoetingsplaats, weliswaar ook aangelokt door de sloten likeur en andere drank die er voorhanden waren op de openingen. “Ze vroegen ernaar, dus gaf ik het maar. Wist ik veel, toen”, lacht ze. Het bezorgde haar alvast een stevige reputatie, zelfs Hugo Claus kwam er regelmatig langs.

“De ene kunstenaar bracht de andere mee”, aldus Hermine. “Niemand kon van zijn kunst leven, maar er was toentertijd tenminste veel respect voor elkaar. Het ging niet om geld, het engagement was anders dan nu.” Ze laakt de verdeeldheid die er nu soms heerst in de kunstwereld, het feit dat alles veel meer berekend is.

Jan Hoet

Het aantal kunstenaars dat zijn eerste stappen in de kunstwereld zette via de galerie, is intussen niet meer te tellen. De namen doen duizelen, wanneer je bedenkt hoezeer ze nadien carrière hebben gemaakt. Wim Delvoye, Johan Tahon, Berlinde De Bruyckere, Dirk Braeckman, Sofie Muller, om er slechts enkele te noemen. Het leverde Galerie  S&H De Buck op de markt de reputatie op van ‘pilootgalerie’.

Samenwerken was cruciaal om deze kunstenaars te helpen in de belangstelling te komen. Zo onderhield Hermine onder meer een nauwe band met Jan Hoet, met wie ze evenwel ook heftig speels kon ruziemaken. Er ontstond niettemin een fundamenteel vertrouwen tussen de twee. Vaak nodigde Hermine Jan uit naar ateliers van onbekend of aanstormend talent. Als hij even wild was als zij van de ontdekking, kocht hij een werk voor in het museum. “We regelen dit later wel, hé”, zei hij dan, knipogend, doelend op een financiële regeling die er uiteindelijk nooit kwam. Maar dat vergeeft ze hem graag.

Ze kon steeds op hem rekenen, stipt op elke afspraak. Zelfs op het eind van een drukke dag en toen zijn gezondheid al niet meer te best was, was hij present om à l ‘improviste een toespraak te komen geven op de opening van een expo met Amerikaanse kunstenaars. Onvoorbereid vroeg hij Hermine waarover hij zou moeten spreken. “Misschien iets over het verschil tussen Europese en Amerikaanse kunst?”, suggereerde ze. Het werd een van zijn boeiendste speeches ooit. “De flair van Jan was uniek en broodnodig in het kunstlandschap”, vertelt ze ons, “ik mis hem nog elke dag.”

Verzamelaar

De passie voor kunst werd Hermine met de paplepel ingegeven. Haar mama was verzamelaar, zij het van oudere kunst, van de zeventiende eeuw tot de modernen. Haar talrijke connecties met kunstenaars dreven er Hermine echter toe om doorheen de jaren zelf een belangrijke collectie uit te bouwen. Wie in de privévertrekken van hun herenwoning rondwandelt, valt van de ene verbazing in de andere. Een Wunderkammer, waar grote internationale namen geschraagd worden door grote vazen vol radiante gladiolen, en allerhande curiosa huiselijkheid creëren voor een oude Hans Vandekerckhove, een beeldje van Johan Tahon en een reeks van Berlinde De Bruyckere. “Jan Hoet viel niet voor haar werk, tot hij deze werkjes zag. Zo wist ik hem meermaals te verrassen.”

In een vitrinekastje komt de verzameldrang van Hermine tot een aandoenlijk culminatiepunt. We bespeuren er een hartje uit de reeks Movement of the heart van Sofie Muller, tussen heel wat andere kostbare zaken, maar ook een postkaartje van theatermaker zaliger Eric De Volder, wordt gekoesterd. “Ik zag hem graag”, bekent Hermine.

De visie

Als er één ding zeker is, dan is het dat Hermine een groot en gastvrij hart heeft, waar plaats is voor de kunstzinnigen die haar pad kruisen – als ze tenminste oprecht zijn, en recht door zee. Dit bepaalt ook haar visie, waarmee ze de kunstenaars selecteert die ze in haar galerie wil tentoonstellen. Ooit een ietwat naïeve negentienjarige, nu een grande dame die stevig en onbuigzaam staat in haar keuzes. De persoonlijke relatie met de kunstenaar is voor haar primordiaal. “Ik wil eerst de mens achter het werk leren kennen”, zegt ze.

Dit menselijke aspect is wat haar het meest begeestert. Ze vertelt vol gevoel over het aangrijpende levensverhaal van Sven Verhaeghe, wiens werk nu de galerie vult samen met dat van Hanne Lamon. Ze geeft ook het voorbeeld van Christina Mignolet, wier subtiele werken op zich al getuigen van een diepmenselijke gevoeligheid, die ze echter doortrekt in haar leven: “Ze is steeds enthousiast over het werk van andere kunstenaars, en probeert hen op allerlei manieren te helpen.” Het is misschien het onderlinge respect van kunstenaars in de jaren zeventig, dat Hermine nog steeds nostalgisch najaagt, waar ze nog steeds naar verlangt.

“Ik was beter niet zo emotioneel geweest in mijn leven”

Vijftig jaar in zo’n passionele, emotionele sector als de kunst, laat sporen na. Geen fysieke weliswaar, de bijna zeventigjarige lijkt nog even kloek en vief als in haar beginjaren. Maar voor een fijngevoelige persoon als Hermine zijn er onvermijdelijk zaken gebeurd die diepe wonden achterlaten in haar ziel. Niettemin laat ze zich er nooit door verbitteren, dat ligt niet in haar aard. “De wonden maken deel uit van jezelf, maar uiteindelijk mogen ze je enthousiasme en onvoorwaardelijk geloof in de kunst niet temperen”, legt ze uit.

Kunst heelt, wordt wel eens beweerd. In haar geval klopt het ook. “Kunst nodigt uit om verwondering toe te laten, telkens weer nieuwe zaken te ontdekken, en dat is toch een vorm van geluk? Hoe gezegend zijn wij samen met ons kinderen en kleinkinderen niet dat we elke dag met dit werk, met schoonheid bezig mogen zijn? Het is een meerwaarde waar ik elke dag nog dankbaar om ben”, vertrouwt ze ons toe, met een krachtige, jeugdige glinstering in de ogen.


Dit artikel verscheen eerst in TheArtCouch magazine #8. Klik hier om het na te bestellen, of andere ontbrekende nummers van TheArtCouch!

Author: Frederic De Meyer and Annelies Vanbelle

Share This Post On

Submit a Comment

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Deel dit artikel op